Een lichtpuntje in de duisternis voor de aandeelhouders van alternatieve Beleggingsfondsen

Meerwaarden op aandelen ontsnappen in principe aan de personenbelasting. Er bestaat evenwel een uitzondering voor meerwaarden die door natuurlijke personen werden verwezenlijkt naar aanleiding van een overdracht van rechten van deelneming in kapitalisatiefondsen. Indien deze fondsen een bepaald gedeelte van hun activa investeren in « schuldvorderingen » (liquiditeiten, obligaties,…) kan een gedeelte van de gerealiseerde meerwaarde immers als interest worden belast (aan een tarief van 30%). Deze belasting (ook « belasting op het sparen » of « Reynders-taks » genoemd) heeft bij haar inwerkingtreding eind 2005 een aardverschuiving teweeggebracht in het Belgische fiscale landschap. Het was immers de eerste keer dat men raakte aan de principiële vrijstelling van meerwaarden op aandelen.

In de jaren nadien kwam er nog meer slechts nieuws voor aandeelhouders van dergelijke kapitalisatiefondsen. Het toepassingsgebied van de Reynders-taks werd immers steeds verder uitgebreid. Vooreerst werd het minimumpercentage dat door het fonds in « schuldvorderingen » moest worden belegd (« asset test ») geleidelijk aan verlaagd van 40% naar 10%. Vervolgens werd de lijst van beleggingsfondsen die binnen het toepassingsgebied vallen uitgebreid. Als gevolg van deze aanpassingen vallen sinds 1 januari 2018 alle instellingen voor collectieve belegging (« ICB ») die meer dan 10% in schuldvorderingen beleggen onder het toepassingsgebied van de Reynders-taks, of het nu gaat om een BEVEK « voor het grote publiek » (de instellingen voor collectieve belegging in effecten of « ICBE »), voorzien van een Europees paspoort of om alternatieve beleggingsfondsen.

De bezitters van rechten van deelneming in een ICB worden bovendien geconfronteerd met nog twee andere aanzienlijke problemen. In eerste instantie worden zij blootgesteld aan het risico (dat verre van theoretisch is) om te worden belast op de volledige meerwaarde wanneer de beheerder van de ICB niet de noodzakelijke informatie verschaft om de belastbare grondslag te berekenen (het « taxable income per share » of « TIS » in het jargon). Ten tweede wordt de Belgische fiscus, ingevolge de automatische gegevensuitwisseling, tegenwoordig ook op de hoogte gebracht van de opbrengst die Belgische inwoners hebben verkregen naar aanleiding van de verkoop van rechten van deelneming in buitenlandse fondsen. En zij deinst niet voor terug om door middel van een vraag om inlichtingen na te gaan of de belastingplichtige een meerwaarde heeft verwezenlijkt die valt binnen het toepassingsgebied van de Reynders-taks. Indien dit het geval blijkt te zijn, kan dit uiteraard resulteren in een gepeperde fiscale rechtzetting !

Rechten van deelneming bezitten in een beleggingsfonds is zoals men ziet duidelijk geen sinecure…

Een recente administratieve omzendbrief van 25 september 2019 brengt evenwel beter nieuws voor de houders van rechten van deelneming in alternatieve beleggingsfondsen. Kort gesteld, kondigt de belastingadministratie aan dat de meerwaarden die worden verwezenlijkt naar aanleiding van de verkoop van dergelijke fondsen ontsnappen aan de Reynders-taks indien de betrokken rechten van deelneming werden aangekocht vóór 1 januari 2018. Het betreft hier de alternatieve fondsen die hebben belegd in relatief niet-liquide beleggingen, zoals bijvoorbeeld opties, onroerende goederen, risicokapitaal, financiële instrumenten uitgegeven door niet-beursgenoteerde vennootschappen, enz…

Deze circulaire zal ongetwijfeld een opluchting vormen voor natuurlijke personen die vóór 1 januari 2018 hebben belegd in alternatieve fondsen, in het bijzonder :

  • de private equity-fondsen (private RIVAKS, Luxemburgse SICAR’s ,…) ;
  • de hedge funds, ETF of trackers die beleggen in afgeleide financiële producten (opties, beursindexfutures) ;
  • de fondsen die beleggen in onroerende goederen (gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen of « GVBF »,…) ;
  • de fondsen die beleggen in niet vrij verhandelbare titels (een Luxemburgse SICAF-SIF die belegt in obligaties uitgegeven door een KMO,…), enz.

Wanneer zij bijvoorbeeld in maart 2020 een meerwaarde verwezenlijken naar aanleiding van de inkoop van hun rechten van deelneming (in de veronderstelling dat deze vóór 1 januari 2018 werden aangekocht) zullen zij ontsnappen aan iedere belasting ongeacht of het fonds heeft belegd in schuldvorderingen.

Wat als zij reeds werden belast bij de verkoop van hun rechten van deelneming ?

Indien een Belgische bank roerende voorheffing heeft ingehouden kan in principe een verzoek tot terugbetaling worden ingediend binnen een termijn van vijf jaar. Indien de belasting middels een kohier werd vastgesteld (bijv. wanneer de meerwaarde werd aangegeven in de personenbelasting bij gebreke aan inhouding van de roerende voorheffing door de Belgische bank) zal een bezwaarschrift kunnen worden ingediend binnen een termijn van zes maanden.

Denis-Emmanuel Philippe
Advocaat-vennoot (Bloom Law)
Docent Universiteit van Luik