2022/02/05: Wat na propere handen?

Operatie Propere Handen heeft voor een ware schokgolf gezorgd in het Belgisch voetbal. Ondertussen is het onderzoek door justitie afgerond en worden 56 personen strafrechtelijk vervolgd voor onder andere fiscale fraude, witwassen en corruptie. Daarnaast blijkt ook dat 200 personen aan een fiscaal onderzoek worden onderworpen en dat 19 van de 24 ProLeague clubs de Bijzondere Belastinginspectie over de vloer hebben gekregen.  Deze onderzoeken zullen hun verder gevolg kennen en het zal uiteindelijk de strafrechter of de fiscale rechter zijn, die gaat bepalen welke personen al dan niet bestraft moeten worden voor hun aandeel in deze zaak.

In afwachting van het eindverdict in Operatie Propere Handen moeten we ons echter ook de vraag stellen wat er moet gebeuren om fraude in het voetbal, en bij uitbreiding in de sport in het algemeen, te vermijden. Er zijn sinds de start van Operatie Propere Handen op 10 oktober 2018 wel een aantal maatregelen genomen, alleen blijken deze maatregelen onvoldoende of niet effectief. En dat heeft te maken met verschillende factoren.

Vooreerst is het zo dat het invoeren van preventieve en repressieve maatregelen in de sportsector in hoofdzaak door de overheid via wetgeving moet gebeuren, en niet door sportbonden of sportorganisaties.

Organisaties zoals FIFA, UEFA, de Belgische voetbalbond of de ProLeague of andere sportbonden, kunnen wel maatregelen nemen ten aanzien van hun leden, maar voor heel wat domeinen zijn zij niet bevoegd en kan enkel de overheid optreden. Zo kan de Europese voetbalbond UEFA wel “Financial Fair Play”-regels invoeren voor de Europese voetbalclubs die hen verhinderen om stelselmatig verlies maken, maar op vlak van fiscaliteit bijvoorbeeld is UEFA totaal niet bevoegd. Momenteel beconcurreren Europese sportlanden elkaar met allerlei fiscale gunstregimes voor sporters en dat zorgt voor oneerlijke fiscale en bijgevolg ook oneerlijke sportieve concurrentie. Maar om dit op te lossen zijn “Tax Fair Play”-regels nodig en dat vereist Europese wetgeving.

Indien het regelen van de sportsector aan sportbonden en -organisaties wordt overgelaten, bestaat het risico op een kakafonie aan regels. In eigen land bijvoorbeeld heeft de Belgische Voetbalbond, in antwoord op propere handen, een nieuw reglement ingevoerd voor “Tussenpersonen”, waarmee makelaars worden bedoeld die “tegen betaling spelers, trainers en clubs in contact brengen voor het afsluiten van betaalde contracten en spelerstransfers”. Tussenpersonen in het voetbal moeten zich laten registreren bij de Belgische voetbalbond en moeten ook alle door hen opgestelde contracten laten screenen door een “clearing departement” binnen de voetbalbond. Dat is uiteraard een nobel initiatief, maar hier stelt zich de vraag of de voetbalbond wel de juiste instantie is om dergelijke zaken te regelen. Men mag immers ook niet vergeten dat sportmakelaars ook actief kunnen zijn in meerdere sporten. Indien sportbonden het beroep van sportmakelaar gaan regelen, dan moet elke sportbond een eigen regeling invoeren en dat wordt chaos.

Vervolgens blijkt dat zelfs als de overheid ter zake optreedt in de sport, de genomen maatregelen niet altijd coherent zijn.

De federale overheid heeft met de Programmawet van 27 december 2021 een nieuwe fiscale en parafiscale regeling ingevoerd voor de sport. Een van deze maatregelen is de beperking van de fiscale aftrekbaarheid van de commissies die sportclubs betalen aan sportmakelaars. Deze commissies zijn voor de sportclubs aftrekbaar tot maximaal 3% van de bruto-bezoldiging van de professionele sporter. Op die manier wil de overheid excessieve commissies aan banden leggen. Wanneer niet de club maar wel de speler de makelaars betaalt, geldt deze fiscale aftrekbeperking dan weer niet. Bovendien zijn er ook andere sectoren zoals de kunstsector waar commissies tot 50% gangbaar zijn en waar de overheid dan weer geen aanstoot aan neemt.

Op het niveau van de Gewesten blijkt dat naast de voetbalbond ook de Gewesten eigen regels ingevoerd voor de erkenning van personen als sportmakelaar. Het probleem is ook hier dat deze regelingen niet op elkaar zijn afgestemd. Het Vlaams Gewest bijvoorbeeld heeft na propere handen het aantal sportmakelaars proberen aan banden te leggen door de registratie als sportmakelaar te koppelen aan het storten van een waarborg van 25.000 euro, een voorwaarde die niet bestaat in het Brusselse en het Waalse Gewest. Een Brusselse of Waalse makelaar die in het Vlaams Gewest onderhandelingen voert voor een sporter, kan dat enkel maar doen door zich eerst In het Vlaams Gewest te registreren en daarvoor dat kost dus 25.000 euro. Dit bedrag kan misschien voor een  voetbalmakelaar nog haalbaar zijn, maar voor sportmakelaars die actief zijn in andere sporten zoals wielrennen, volleybal, basketbal of esports is dat niet evident.

En uiteraard zou de Brusselse of Waalse sportmakelaar de speler kunnen doorsturen naar een Vlaamse sportmakelaar, maar ook dat is probleem. Het Vlaams Decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling bepaalt immers dat een sportmakelaar die in het Vlaams Gewest is geregistreerd niet mag samenwerken met een sportmakelaar die niet in het Vlaams Gewest is geregistreerd.

Daarnaast is het in een internationale sportomgeving natuurlijk ook noodzakelijk dat er internationale regelgeving komt, en ook daar wringt vaak het schoentje, getuige de oneerlijke concurrentie via fiscale gunstregimes voor de sport. Het risico bestaat thans dat België, in reactie op Propere Handen een juridisch sportkader gaat installeren dat veel strenger zal zijn dan wat internationaal gangbaar is. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn, België kan hier immers het gidsland zijn, maar het is wel noodzakelijk dat onze politici ook op de Europese tafel blijven kloppen om de sport te regelen. Een mooi voorbeeld is de onderwerping van voetbalclubs  witwasproblematiek. Om fraude tegen te gaan heeft België bij wet van 20 juli 2020 “topvoetbalclubs” (de ProLeague-clubs) en “sportmakelaars in de voetbalsector” (klassieke voetbalmakelaars) onderworpen aan de witwaswetgeving. Voetbalclubs moeten de witwaswetgeving reeds sinds 1 juli 2021 respecteren, maar voetbalmakelaars nog niet. Daarvoor moeten de gewesten eerst nog een samenwerkingsovereenkomst afsluiten, pas dan zijn ook voetbalmakelaars gebonden door de witwasverplichtingen. Dit is een niet te onderschatten maatregel, want dit impliceert een doorgedreven screening van alle actoren die binnen het voetbal actief zijn, en de verplichting tot het melden van verdachte transacties aan de Witwascel. De toepassing van de witwaswet op het voetbal is zeer waardevol in het kader van fraudepreventie, maar het is evident dat dit idealiter op Europees niveau wordt uitgerold.

Het is dus niet zo dat er sinds propere handen niets zou zijn gebeurd om het voetbal minder fraudegevoelig te maken, alleen zijn de maatregelen onsamenhangend en is het werk verre van af. Het is dus de hoogste tijd om ingrijpender en meer coherente maatregelen te nemen om het voetbal en bij uitbreiding de sportsector in het algemeen fraudevrij te houden. Volgende stappen lijken hierbij onontbeerlijk:

  • Zorg voor een uniforme wettelijke regeling van het beroep van sportmakelaar en richt een beroepsinstituut voor sportmakelaars op

Een eerste belangrijke stap die moet worden gezet is de uniforme regeling van het statuut van sportmakelaar ( en dus niet enkel voetbalmakelaar ) door de overheid en niet door de sportbonden. In ons complexe landje is dit de juridische bevoegdheid van de gewesten. Het Brusselse, Vlaamse en het Waalse Gewest hebben ondertussen weliswaar elk een eigen regeling uitgewerkt, maar wie bekijkt welke voorwaarden sportmakelaars moeten respecteren zal enkel maar kunnen vaststellen dat dit eigenlijk niet zo veel voorstelt. De belangrijkste struikelblok in dit verband is allicht de verplichting een waarborg van 25.000 euro te storten voor wie als makelaar in het Vlaams Gewest actief wil zijn.

Dat is niet waar de sportsector nood aan heeft. De gewesten moeten samenwerken en een duidelijke uniforme regelgeving uitwerken die op dezelfde manier wordt toegepast binnen de drie gewesten en die gekoppeld is aan klassieke voorwaarden die ook binnen andere sectoren dan de sport aan makelaars, zoals immobiliënmakelaars en verzekeringsmakelaars, worden opgelegd. Het gaat hier dan om het volgen van een basisopleiding om erkend te worden, het verplichten zich permanent bij te scholen, het respecteren van een deontologische code en het onderworpen zijn aan een tuchtrecht etc. Uiteraard is de oprichting van een beroepsinstituut van sportmakelaars die de leden tuchtrechtelijk gaat controleren eveneens onontbeerlijk. Op dat vlak kunnen het  Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaar (BIV) bevoegd voor immobiliënmakelaars en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) bevoegd voor verzekeringsmakelaars als voorbeeld dienen.

  • Zorg voor een permanente fiscale en sociale controle binnen de sport

Wie vaststelt welke praktijken Operatie Propere Handen aan het licht heeft gebracht, zal zich ongetwijfeld afvragen hoe dergelijke zaken zo lang onder de radar zijn kunnen blijven. Dat heeft zeker te maken met een gebrek aan toezicht en naar de toekomst toe is het aangewezen dat de overheid, in dit geval de fiscale administratie en de sociale inspectie, hier een meer prominente rol gaan spelen.

Vooreerst is er een absolute noodzaak aan een fiscale en een sociale circulaire voor de sport. Sportclubs, sportmakelaars en spelers moeten duidelijke richtlijnen krijgen over de fiscale en sociale spelregels in de sport. De relevante wetgeving is vaak onduidelijk en dat leidt tot allerlei problemen. Een mooi voorbeeld is de situatie waarbij niet de sporter, maar de sportclub de makelaar voor zijn of haar diensten betaalt. De wetgever heeft hier nu wel de fiscale aftrekbaarheid van commissies aan banden gelegd, maar de fiscale vraag die hieraan is gekoppeld blijft de vraag of deze betaling door de sportclub in hoofde van de speler moet worden aanzien aan een belastbaar voordeel van alle aard.

Een ander voorbeeld is de problematiek van sportmakelaars die minderjarige sporters begeleiden. Het reglement Tussenpersonen van de Belgische voetbalbond voorziet dat een sportmakelaar geen vergoeding mag vragen indien er wordt gewerkt voor minderjarige sporters. Echter “gratis werken” is wel een probleem voor de fiscale wetgeving. De fiscaliteit voorziet immers dat wie gratis werkt een “abnormaal en goedgunstig voordeel” verleent, en dat zorgt voor fiscale problemen. Ook dat blijft een open fiscale vragen.

Voor dergelijke praktische vragen, die courant zijn in de sport, moeten administratieve circulaires duidelijkheid brengen.

Daarnaast is ook een permanente fiscale en sociale screening van de sportsector vereist. Dit kan op verschillende niveaus worden uitgewerkt. Zo is het aangewezen dat het systeem van het “clearing house”,  dat thans bestaat in de schoot van de Belgische voetbalbond, wordt uitgebreid tot andere sportsectoren en onder overheidscontrole worden geplaats. Hetzelfde geldt voor de licentiecommissies die binnen specifieke sportorganisaties bepalen welke professionele sportclubs het volgende jaar aan de profcompetities kunnen deelnemen.

  • Zorg voor een Europees fiscaal kader

Tot slot ligt er ook een belangrijke fiscale rol weggelegd voor de Europese overheid. De Belgische regering mag dan wel met de Programmawet van 27 december 2021 terecht het Belgische fiscaal en parafiscaal sportstatuut hebben gewijzigd, er blijft tot nog steeds een wrang gevoel hangen. Een groot deel van de publieke opinie meent dat de nieuwe fiscale en parafiscale regeling voor de sport nog steeds veel te vrijgevig is, daar waar sportclubs vrezen onder de nieuwe regeling financiële klappen te zullen krijgen. Vandaar dat Belgische politici het voortouw moeten nemen en de weg moeten effenen voor een Europese oplossing voor dit probleem. Indien bepaalde landen belangrijke fiscale voordelen toekennen aan sportclubs en sporters, dan verhogen zij de financiële draagkracht van de sportclubs en dat leidt niet alleen tot een sportief onevenwicht maar ook tot een maatschappelijk onevenwicht. Dit kan weggewerkt worden door een Europese wetgeving die bepaalt binnen welke bandbreedte de Europese lidstaten fiscale en parafiscale voordelen voor de sport kunnen toekennen.

Om dezelfde reden moet ook worden gepleit voor de Europese uitbreiding van de Belgische witwaswetgeving voor het professionele voetbal. Dit is onontbeerlijk om te komen tot een fraudevrije sport, en België mag hierin niet alleen staan. Ook op dit vlak is een gelijk Europees speelveld noodzakelijk in het belang van de sport.

  • Zorg voor een uniek meldpunt voor misbruiken in de sport en zorg voor een beschermd klokkenluidersstatuut voor wie misbruiken in de sport komt melden

Tot slot lijkt het ook onontbeerlijk dat er klokkenluidersregeling wordt ingevoerd, zodat mensen die misbruiken en fraude vaststellen binnen de sport, dit kunnen melden en daarvoor juridische bescherming kunnen genieten.

Momenteel bestaan er wel reeds verschillende instrumenten om misbruiken te melden, maar die zijn zeer verspreid. Geweld, misbruik en kindermishandeling moet worden gemeld via het telefoonnummer 1712, matchfixing via de website sportfraude.be van de Federale Politie, dopinggebruik via het Meldpunt Doping van de Vlaamse Overheid, fiscale fraude via een aangifte bij het parket of de Bijzondere Belastinginspectie, sociale fraude via het Meldpunt voor een Eerlijke Concurrentie van de Federale Overheid ( sociale kliklijn ), etc. Deze waslijst aan meldpunten is zeer onoverzichtelijk en verwarrend voor personen die misbruiken vaststellen en daar iets mee willen doen.

Vandaar dat de overheid het initiatief moet nemen om één centraal meldpunt te installeren waar alle mogelijk vormen van misbruik in de sport gemeld kunnen worden. Uiteraard moet de klachtindiener zelf kunnen genieten van een beschermd klokkenluiderstatuut. Voor bepaalde meldingen ( zoals voor witwassen, consumentenbescherming en inbreuken op de privacy ) zal dit sowieso wettelijk geregeld moeten worden op basis van de Richtlijn 2019/1937 van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden. Het is aangewezen dat de overheid deze bescherming uitbreidt tot eenieder die misbruiken in de sport komen melden.

Operatie Propere Handen heeft ons de vuile kant van het voetbal laten zien. Het voordeel echter van een dergelijke crisis is dat dit de ogen opent en perspectieven en een momentum biedt voor verandering. Deze verandering mag echter niet leiden tot paniekvoetbal en het hals over kop invoeren van goedbedoelde maar onsamenhangende maatregelen. We kunnen dan ook alleen maar een oproep doen aan de overheden in dit land en in Europa om stappen te zetten en goeddoordachte maatregelen te nemen om de sport, en niet enkel het voetbal, fraudevrij te maken.