2021/02/10: De belasting van buitenlands onroerend inkomen: Raad van State kritisch voor huidig wetsontwerp

Recent werd het wetsontwerp houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 op het vlak van de in het buitenland gelegen onroerende goederen gepubliceerd. De bedoeling is dat de discriminerende behandeling tussen inkomsten uit Belgische en in het buitenland gelegen onroerende goederen wordt weggewerkt.

Problematiek

De huidige regeling behandelt inkomsten uit Belgische onroerende goederen en in het buitenland gelegen onroerende goederen immers anders. Zo is de belastingdruk op verhuurde in buitenland gelegen onroerende goederen doorgaans veel hoger, aangezien men hiervoor de werkelijke huurwaarde in aanmerking dient te nemen, en niet het kadastraal inkomen verhoogd met 40 procent. Dit werd reeds uitgebreid besproken in het artikel van 6 december 2020.

De Belgische Staat werd voor deze discriminerende behandeling veroordeeld door het Hof van Justitie. Om daaraan te remediëren, werd er een ontwerp van wet opgesteld die deze problematiek dient recht te zetten.

Voorgestelde oplossing discrimineert opnieuw

De Raad van State heeft echter twijfels bij de oplossing die ter zake voorligt. Voor zowel in het buitenland als in België gelegen onroerende goederen zullen dezelfde berekeningsmethodes inzake de vaststelling van het kadastraal inkomen van toepassing zijn. Echter werd er ook een nieuwe berekeningsmethode in het leven geroepen die uitgaat van de actuele normale verkoopwaarde waarop een correctiefactor wordt toegepast. Die correctiefactor wordt jaarlijks bepaald.

De Raad van State vreest dat deze nieuwe berekeningsmethode vrijwel steeds zal worden toegepast voor de berekening van het kadastraal inkomen van in het buitenland gelegen onroerende goederen en slechts uitzonderlijk voor in België gelegen onroerende goederen. Op zich niet zo’n probleem, indien dit geen invloed zou hebben op het belastingtarief. Daar knelt het schoentje: zal de concrete toepassing van de berekeningsmethodes voor de vaststelling van het kadastraal inkomen geen aanleiding zal geven tot een indirecte discriminatie tussen belastingplichtigen, al naargelang voor hen systematisch de ene of de andere methode zal worden toegepast? De Inspectie van Financiën is alvast van mening dat dit wel het geval is naar aanleiding van een gevalstudie dat zij heeft uitgevoerd.

Een tweede aspect dat mogelijks voor problemen kan zorgen, is dat er slechts 1 correctiefactor wordt toegepast, en dit terwijl de prijzen van vastgoed in de verschillende lidstaten enorm verschillen. Dit aspect werd reeds eerder door het Hof van Justitie aangehaald, maar werd blijkbaar aan de kant geschoven. De Raad van State waarschuwt dat deze oplossing niet kan garanderen dat de gevolgen voorvloeiende uit het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel hiermee in acht worden genomen.

Voorlopig valt het advies van de Raad van State in dovemansoren. Indien men echter geen actie onderneemt, is de kans reëel dat ook de nieuwe regeling geen stand kan houden.