2024/04/24: ‘Is de Kaaimantaks van toepassing op de Franse société civile immobilière ?’

Duizenden Belgen bezitten een tweede verblijf in Frankrijk via een Franse SCI. In sommige gevallen zouden ze getroffen kunnen worden door de Kaaimantaks, die eind vorig jaar werd hervormd.

De Kaaimantaks voert een “doorkijkbelasting” in op het belastbaar inkomen van “juridische constructies” in hoofde van hun “oprichter” (een individu). De belasting werd ingrijpend hervormd door de Programmawet van 22 december 2023. De waaier van juridische constructies die eronder vallen, werd uitgebreid met nieuwe buitenlandse structuren en mogelijks ook met de Franse Sociétés Civiles Immobilières (SCI’s) die zo populair zijn bij de Belgen.

“Hybride entiteiten” zijn één van de categorieën van juridische constructies. Ze omvatten de entiteiten die fiscaal ondoorzichtig zijn in België (een fiscaal afzonderlijke persoon), maar waarvan de inkomsten belast worden in hoofde van de Belgische vennoten in het rechtsgebied waar ze gevestigd zijn. Het is algemeen aanvaard dat een Franse SCI (transparant volgens de Franse belastingwetgeving) onder deze categorie kan vallen: hoewel ze rechtspersoonlijkheid heeft, is ze ondoorzichtig volgens de Belgische belastingwetgeving, terwijl de belasting op haar inkomsten wordt betaald door haar vennoten in Frankrijk.

Na de hervorming is er nu nog maar één uitzondering (terwijl dat er vroeger twee waren) die bekend staat als “minimumbelasting”. De SCI zal ontsnappen aan de Kaaimantaks als de Belgische vennoot een belasting betaalt in Frankrijk op de inkomsten van de SCI, op voorwaarde dat deze belasting minstens gelijk is aan 1% van de belastbare inkomsten van de SCI “herberekend op zijn Belgisch”. Het belastbaar inkomen van de SCI moet dus worden bepaald “alsof” het een Belgische vennootschap-inwoner zou zijn. Bijvoorbeeld, als de belastbare grondslag van de SCI “volgens de Belgische regels” gelijk is aan 100, moet de vennoot minstens 1 aan belasting (= 1% van 100) hebben betaald in Frankrijk opdat de SCI niet als een juridische constructie gekwalificeerd zou worden.

Als het onroerend goed wordt verhuurd (onder bezwarende titel) door de SCI, zijn de huurgelden belastbaar in Frankrijk in hoofde van de Belgische vennoten, zodat de uitzondering van 1% minimumbelasting van toepassing kan zijn.

Complexer is de situatie waarin de SCI eigenaar is van een woning in Frankrijk (tweede verblijf) die niet wordt verhuurd. In Frankrijk geeft de gratis bewoning van een woning (door de vennoot van de SCI) geen aanleiding tot een inkomstenbelasting (op fictieve huur). Als de Belgische vennoot niet wordt belast in Frankrijk, moeten we dan niet besluiten dat niet is voldaan aan de uitzondering van de minimumbelasting? Niet noodzakelijk. De belastbare inkomsten van de SCI moeten worden herberekend in overeenstemming met de Belgische fiscale regels (in het bijzonder de regels voor de aftrekbaarheid van onroerende uitgaven zoals de afschrijving van gebouwen, onderhoudskosten, onroerende voorheffing, enz.) Op het eerste gezicht lijkt de “fictieve” Belgische belastinggrondslag nul te zijn, bij gebrek aan (werkelijke) huurinkomsten. De SCI zou zich dan moeten kunnen beroepen op de uitzondering van de minimumbelasting: 1% van 0 = 0. Als de belastinggrondslag “op zijn Belgisch” nul (of negatief) is, zal de SCI geen juridische constructie zijn, ook al betaalt de Belgische vennoot geen belasting in Frankrijk (op de gratis bewoning).

Maar de oefening is nog niet ten einde. De SCI zou wel eens een positieve belastinggrondslag “op zijn Belgisch” kunnen hebben, zelfs als ze geen inkomsten (huurinkomsten) heeft. Het belastbaar inkomen van een Belgische vennootschap is immers niet beperkt tot de werkelijk verkregen inkomsten. Oorzaak is een bepaling van het Belgische Wetboek van de Inkomstenbelastingen (art. 26 ), die aanleiding kan geven tot een verhoging van de belastinggrondslag van een Belgische vennootschap ten belope van de toegekende “abnormale of goedgunstige voordelen” (“AGV”). Het gratis ter beschikking stellen van een onroerend goed kan echter een AGV vormen, behalve in bepaalde bijzondere gevallen (wanneer de gratis terbeschikkingstelling in zijn geheel wordt behandeld als een voordeel van alle aard – “VAA” – in hoofde van de Belgische bedrijfsleider van de SCI, en deze laatste het VAA aangeeft in zijn belastingaangifte).

Besluit : als een SCI een tweede verblijf gratis ter beschikking stelt van haar Belgische vennoot en zijn gezinsleden (echtgeno(o)t(e), kinderen, enz.), kan in sommige gevallen een “fictieve” marktconforme huurprijs (AGV) worden toegevoegd aan de “fictieve” Belgische belastbare grondslag, met als gevolg dat de SCI alsnog kan worden gekwalificeerd als een “juridische constructie” (als de herberekende belastinggrondslag positief is).

Denis-Emmanuel Philippe                     

Advocaat-vennoot (Bloom Law)
Docent Universiteit van Luik

&

Olivier Willez
DWMC Partner