2024/02/07: De algemene gemeentebelasting voor bedrijven. Wat met de verplichte braakliggende terreinen voor de landbouw?

Heel wat provincies en gemeenten hebben een specifieke (algemene) belasting voor bedrijven en rechtspersonen. Deze algemene gemeentebelasting op bedrijven heeft het tot doel om alle bedrijven die op het grondgebied van de gemeente of de provincie zijn gevestigd te laten bijdragen aan de werking van de gemeente. Dit is geen verplichting, maar toch blijkt dat heel wat provincies en gemeenten deze belasting hebben ingevoerd om een voldoende evenwicht te installeren in de fiscale bijdrageplicht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. De belasting wordt meestal geheven op bedrijven die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de provincie of de gemeente een vestiging hebben.

De manier waarop wordt belast kan wel sterk verschillen. Bepaalde lokale besturen hebben ervoor geopteerd om te werken met een forfaitaire belasting per vestiging op het grondgebied van de provincie en de gemeente. In dit geval moet het bedrijf in kwestie dan een belasting van bv 150 euro per vestiging betalen.

Andere lokale besturen werken echter met een oppervlaktebelasting waarbij bedrijven in functie van de door hen gebruikte oppervlakte belast worden. Meestal wordt hier gewerkt met een minimumtarief tot bv 1.000 m² en dan vervolgens met een gedifferentieerd tarief waarbij het tarief afneemt naarmate er meer oppervlakte wordt gebruikt. Op die manier probeert men ook rekening te houden met het verschil tussen bedrijven die heel veel oppervlakte nodig hebben ( zoals landbouwondernemingen ) en andere bedrijven.

De meeste reglementen voorzien dat de oppervlakte die wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden belastbaar is en meegerekend wordt in de belastbare grondslag. Ook de oppervlakte die bestemd is voor of in aanmerking kan komen voor gebruik door de belastingplichtige, wordt meegerekend tot de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte. Om belastbaar te zijn, volstaat het dus dat de oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte niet effectief gebruikt (bv. braakliggende of woeste gronden, improductieve oppervlakte, oppervlakte zonder economisch rendabel gebruik, …).

Deze manier van berekenen van de belastbare grondslag kan problemen opleveren voor de landbouw. Op basis van Europese regelgeving zijn landbouwers in principe verplicht om 3% of 4% van het landbouwareaal braak te lagen liggen. Landbouwers moeten op dat ongebruikte deel van hun akkers ruimte laten om de biodiversiteit te stimuleren.  De regel rond braakliggend terrein is sinds enkele jaren onderdeel van het Europese landbouwbeleid, maar zou in principe pas dit jaar in voege treden. Door de aanhoudende boerenprotesten heeft Europa nu beslist om de invoering van deze regel opnieuw uit te stellen.

Maar het lijkt niet meer dan een kwestie van tijd vooraleer deze regel effectief van kracht wordt. Dit doet dan ook de vraag stellen naar het fiscaal statuut van deze stroken ongebruikt akkerland. Wordt deze verder meegenomen in de belastbare grondslag of gaat men vanuit de lokale besturen akkoord dat dit onbelaste oppervlakte is? O.i. lijkt de fiscale logica toch dat deze stroken akkerland geen fiscale impact kunnen hebben. Men kan immers moeilijk voorhouden dat dit productieve oppervlakte is. Desalniettemin is het aangewezen dat lokale besturen dit ook zo verduidelijken in hun belastingreglementen.