2023/07/07: ‘Tak 6-producten: een geldig alternatief voor de DBI-BEVEK?’

Toen de voorgestelde belastinghervorming werd aangekondigd, met inbegrip van de volledige afschaffing van het “DBI-BEVEK”-stelsel, rees de vraag waar Belgische bedrijven hun overtollige liquide middelen zouden kunnen beleggen. De aandacht ging al snel uit naar het “tak 6”-kapitalisatieproduct van Luxemburg. De regering reageerde snel en stelde een wetsontwerp op dat de aantrekkingskracht van dit beleggingsproduct aanzienlijk vermindert…

“Tak 6”-producten, die voornamelijk door Luxemburgse verzekeringsmaatschappijen op de markt worden gebracht, zijn kapitalisatieverzekeringen die worden gedekt door beleggingsfondsen. De premies worden belegd in interne of externe fondsen (collectief of dédié). Het soort fonds wordt door de verzekeringnemer gekozen op basis van zijn of haar risicoprofiel. Noch het kapitaal, noch het rendement van het product wordt gegarandeerd.

Een voorafgaande beslissing van 1 juni 2021 – toegekend aan de verzekeringsmaatschappij Lombard International – suggereerde dat Belgische bedrijven die hun overtollige liquiditeiten in tak 6-producten willen beleggen, de fiscale vooruitzichten bemoedigend zouden kunnen vinden. In deze ruling nam de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DBV) het standpunt in dat het rendement van het product enkel belastbaar was bij afkoop of bij afloop van het contract (geen toepassing van artikel 362bis WIB). Dit standpunt was in overeenstemming met het standpunt van de Commissie voor boekhoudkundige normen (CBN), volgens hetwelke het onmogelijk is om de interest die tijdens de looptijd van een tak 6 – overeenkomst wordt opgebouwd, op jaarbasis als inkomsten op te nemen, gezien het onzekere karakter ervan tot de vervaldatum van de overeenkomst (zie de twee individuele beslissingen van de CBN van 10 februari 2021). Naast dit uitblijven van belastingheffing “onderweg” zijn er de volgende fiscale voordelen:

– de mogelijkheid om eventuele waardeverminderingen af te trekken in geval van slechte prestaties van de onderliggende beleggingsfondsen, en

– geen jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen wanneer het product van tak 6 wordt afgesloten.

Enige tijd later vernam de verzekeringssector tot zijn verbazing dat de DVB in een nieuwe ruling van 14 februari 2023 – toegekend aan de verzekeringsmaatschappij Vitis – op zijn standpunt was teruggekomen en zich daarmee aansloot bij het standpunt van de centrale administratie. Dit was een vrij spectaculaire ommezwaai, omdat de DVB deze keer van mening was dat artikel 362bis van het WIB afweek van het boekhoudrecht door te voorzien in het in aanmerking nemen van niet-verwezenlijkte inkomsten van tak 6, ondanks de onzekere aard ervan.

Het resultaat is op zijn minst spectaculair: dezelfde financiële inkomsten (tak 6) worden verschillend behandeld naargelang ze onder de ruling voor 2021 of 2023 vallen. Deze situatie is betreurenswaardig. Fiscale wetgeving moet voldoende voorspelbaar zijn; dit is echter niet het geval wanneer de fiscus dezelfde belastingwet op een tegenstrijdige/onsamenhangende manier gaat interpreteren.

De regering is nu van plan om een einde te maken aan iedere discussie door middel van een recent wetsontwerp (dat verschillende fiscale bepalingen bevat), waarbij het standpunt dat de DVB verdedigde in de ruling van februari 2023 (en dat van de centrale diensten van de administratie) expliciet wordt bekrachtigd. In het kort: het is de bedoeling dat artikel 362bis van het WIB zodanig wordt gewijzigd dat niet-gerealiseerde meerwaarden met betrekking tot de tak 6-kapitalisatieovereenkomst elk jaar belastbaar zullen zijn. Met andere woorden, de vennootschapsbelasting wordt niet langer uitgesteld tot bij het einde van de overeenkomst, maar is periodiek verschuldigd op basis van de waarde van het contract aan het einde van ieder belastbaar tijdperk.

Het grote nadeel is dat bedrijven die zo’n contract afsluiten, heel goed moeten opletten wat de fiscale gevolgen van het product zijn voor hun cashflow. Ze kunnen verplicht worden om vennootschapsbelasting te betalen aan de Staat over de niet-verwezenlijkte kapitaalwinsten tijdens de gehele looptijd van het contract, ook al hebben ze nog niet het minste inkomen ontvangen (bij gebrek aan afkoop)! De Engelse uitdrukking “tax without cash” vat deze verre van ideale situatie goed samen…

Er is één kleine troost: het wetsontwerp bevat ook een bepaling voor de belastingontheffing op latente meerwaarden in het geval van een latere waardevermindering.

Denis-Emmanuel Philippe
Advocaat-vennoot (Bloom Law)
Docent Universiteit van Luik