2022/10/24: Emigratie van Belgische vennootschappen : wat zijn de fiscale risico’s voor de aandeelhouders ?

De zetelverplaatsing van Belgische vennootschappen naar het buitenland is een modetrend geworden. Maar let op voor de fiscus ! Volgens een recentelijk omstreden standpunt van de centrale diensten van de belastingadministratie zou deze handeling aanleiding geven tot een ​belastbaardividend waarop voor de aandeelhouders van de emigrerende vennootschap roerende voorheffing verschuldigd is.​

Laat ons het voorbeeld nemen van een Belgische vennootschap, in handen van een koppel van Belgische inwoners, die naar Luxemburg verhuist. Deze handeling wordt geregeld door de procedure van de grensoverschrijdende omzetting als vervat in boek 14 van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV), en de gelijkaardige Luxemburgse wetgeving inzake vennootschapsrecht. Ze gebeurt met juridische continuïteit ; de vennootschap behoudt haar rechtspersoonlijkheid en zal vervolgens, na de verplaatsing, worden beheerst door het Luxemburgs recht. Ook het beginsel van boekhoudkundige continuïteit zal spelen, hetgeen betekent dat de boekhouding als dusdanig zal overgebracht kunnen worden naar Luxemburg. Er zal dus geen wijziging gebeuren aan de vermogenstoestand van de vennootschap en haar
activa zullen gewoon worden overgezet in de Luxemburgse boekhouding voor de waarde die ze hadden in de rekeningen van de Belgische vennootschap op het ogenblik van de verplaatsing.

Op fiscaal vlak zal de zetelverplaatsing evenwel gebeuren met discontinuïteit. Deze zal voor de toepassing van de vennootschapsbelasting (VennB.) in België in principe worden gelijkgesteld met een vereffening (artikel 210, § 1, 4° van het WIB ). Hieruit volgt dat de latente meerwaarden op de activa in beginsel onderworpen zullen worden aan de vennootschapsbelasting tegen een tarief van 25% ; dit is wat men in het jargon de « exit tax » noemt. Alhoewel de “exit tax” pijnlijk kan zijn in het geval van een zetelverplaatsing van een werkvennootschap (belasting van latente meerwaarden op de goodwill, de merken, de octrooien, de know how,…), zal deze over het algemeen geen invloed hebben op de holdingvennootschappen. Zodoende zullen de latente meerwaarden op aandelen (die geacht worden verwezenlijkt te zijn bij de verplaatsing), bij de emigratie van een Belgische holding, over het algemeen vrijgesteld zijn op grond van de vrijstellingsregeling (artikel 192 van het WIB). Bij haar aankomst in het Groothertogdom zal de vennootschap in principe haar activa kunnen herwaarderen tegen hun werkelijke waarde om de latere belastbare meerwaarden te gaan bepalen. De zetelverplaatsing kan, zoals men ziet, leiden tot een opmerkelijke asymmetrie tussen de boekhoudkundige balans (continuïteit) en de fiscale balans (herwaardering van activa tegen werkelijke waarde, eveneens « step up » genaamd) !

Kunnen de aandeelhouders van de vennootschap belast worden naar aanleiding van de zetelverplaatsing? In aansluiting op het gevestigde standpunt van de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB), zoals dat onlangs nog werd bevestigd in recente beslissingen (op 7 en 28 september 2021), geeft de emigratie van een Belgische vennootschap geen aanleiding tot enig belastbaar dividend voor de aandeelhouder, aangezien ze gebeurt in juridische (en boekhoudkundige) continuïteit. Hierbij is het van geen belang dat de fiscale wetgeving de zetelverplaatsing voor de toepassing van de Venn.B. gelijkstelt met een vereffening. Door de definitie van « dividenden » te gaan uitbreiden tot de sommen die worden uitgekeerd in het geval van een vereffening (artikel 18, eerste lid, 2°ter, van het WIB ), heeft de wetgever inderdaad enkel de vereffeningshandelingen willen beogen waarbij de aandeelhouder zich verrijkte en de vennootschap zich verarmde. De zetelverplaatsing levert echter geen verrijking op voor de aandeelhouder zodat ze geen aanleiding kan geven tot het ontstaan van een belastbaar dividend. Of met andere woorden kan men een zetelverplaatsing en een klassieke vereffening, die aanleiding kan geven tot de daadwerkelijke toekenning van een “dividend” (in cash of in natura) die belastbaar is bij de aandeelhouder, niet zomaar over één kam scheren.

De centrale administratie deelt dit standpunt niet. Door zich te gaan baseren op voormelde wettelijke fictie die de zetelverplaatsing gelijk stelt met een vereffening, oordeelt zij dat de emigratie krachtens artikel 18, eerste lid, 2°ter van het WIB aanleiding geeft tot de toekenning van een belastbaar dividend voor de aandeelhouder, ook al zou de tekst van deze bepaling enkel de bedragen bedoelen die worden verdeeld naar aanleiding van een klassieke vereffening (in de zin van artikel 209 van het WIB), en dus niet naar aanleiding van handelingen die met een vereffening worden gelijkgesteld (zoals de zetelverplaatsing) in de zin van artikel 210 van het WIB.

Deze benadering van de centrale diensten, die volledig ingaat tegen het constante standpunt van de DVB, kan aanleiding geven tot het belasten van een Belgische aandeelhouder op inkomsten… die hij niet verkregen heeft. Een nachtmerrie !

Ziehier een nieuw voorbeeld van een betreurenswaardige tegenstrijdigheid van standpunten binnen dezelfde belastingadministratie, die ten koste gaan van de rechtszekerheid voor de belastingplichtigen.

Voor zij die erop hoopten dat de belastingadministratie hen met rust zou laten na de emigratie is het pijnlijk wakker worden. Naar mijn ervaring werd aan vele Belgische vennootschappen die hun zetel hadden verplaatst roerende voorheffing gevraagd. Naar mijn weten hebben de hoven en rechtbanken zich nog niet uitgesproken over de vraag of een zetelverplaatsing aanleiding kan geven tot een belastbaar dividend, maar het is waarschijnlijk dat de stelling van de centrale administratie weinig kans op slagen zou mogen hebben, zeker voor het Hof van Cassatie.

 

Denis-Emmanuel Philippe 

Advocaat -vennoot Bloom Law

Docent Universiteit van Luik