2020/05/12: Van Covid-crisis naar Recovid-plan.

Beste lezer, het is al wat geweest met dat corona-virus. Wie had kunnen denken dat hij ooit in zijn of haar leven een pandemie zou meemaken waardoor het maatschappelijk leven en de economie weken zou worden plat gelegd? Ik in ieder geval niet. Ja, in de Middeleeuwen zijn er pestepidemieën geweest en de Spaanse griep was natuurlijk ook niet van de poes, maar een pandemie in 2020? Maar toch is dit scenario, dat we eigenlijk enkel nog uit Hollywoodfilms kennen, bitterharde realiteit geworden. En als dergelijke catastrofes zich voordoen, dan verwachten we natuurlijk van de regering(en) en van de overheid dat “die het maar oplossen”. We lopen dag in, dag uit dan misschien wel te foeteren op onze politici, maar in tijden van rampspoed is het, bij gebrek aan een of andere superheld, wel de politiek die de meubelen moet komen redden.

 

En begin er als politicus maar eens aan, een (semi-)lockdown invoeren, en er terzelfdertijd voor zorgen dat bedrijven overeind blijven, en dat mensen die tijdelijk werkloos worden een vervangingsinkomen krijgen, en dit op een nooit geziene schaal. Daar bestaat geen handleiding voor, zodat we in beginsel best wel wat respect mogen tonen voor de manier waarop de politiek met de corona-crisis is omgegaan. Akkoord, het is misschien allemaal niet perfect, maar op het vlak van gezondheidszorg bijvoorbeeld, heeft ons land toch bewezen vrij performant te zijn in duistere tijden.

 

De meest verregaande maatregelen hebben de regeringen echter moeten nemen op economisch vlak. Want ja, als de regering bedrijven en handelszaken verplicht om tijdelijk de deuren te sluiten, dan is overheidssteun letterlijk levensnoodzakelijk. Het moet echter worden gezegd, dat de steunmaatregelen die men heeft genomen ronduit indrukwekkend zijn. De gewesten hebben voorzien in “hinderpremies” als financiële steun voor bedrijven, en de federale overheid heeft dan weer de regels rond de tijdelijke werkloosheid voor werknemers en het crisis-overbruggingsrecht voor zelfstandigen versoepeld. Verregaande maar absoluut noodzakelijke maatregelen, die, en dat hoef ik u niet te verduidelijken, handenvol geld kosten.

 

Maar wie denkt dat het economisch leed achter de rug is, nu de bedrijven en handelszaken hun activiteiten langzaam terug kunnen opstarten, moet ik sterk ontgoochelen. Er staan ons nog zware tijden te wachten, en de overheid zal nog op verschillende vlakken moeten tussenkomen om de economie terug op de rails te krijgen.

 

In feite kunnen we in het kader van de economische relance 4 fases van overheidstussenkomsten onderscheiden:

 

  • Fase 1 is de fase van de “liquiditeit”. In deze fase wordt uitstel van betaling van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen toegekend en worden uitkeringen toegekend aan bedrijven en aan tijdelijk werkloze werknemers en zelfstandigen. Het gaat hier om gewestelijke hinderpremies ( 4.000 euro in het Vlaams en het Brussels Gewest, 5.000 euro in het Waals Gewest ) voor bedrijven die de deuren verplicht hebben moeten sluiten en een Vlaamse compensatievergoeding ( 3.000 euro ) voor bedrijven die een omzetdaling van minstens 60% hebben geleden, de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen voor werknemers, het crisis-overbruggingsrecht voor zelfstandigen en de Vlaamse energiesubsidie ( 202,68 euro ) voor tijdelijk werklozen. In deze fase, waar de steun dient om bedrijven, werknemers en zelfstandigen toe te laten hun kosten te betalen, werd de steun vrij soepel toegekend door de overheid, zonder al te veel voorwaarden

 

  • Fase 2 is de fase van de “solvabiliteit”. In deze fase moet steun worden verleend aan bedrijven en zelfstandigen met solvabiliteitsproblemen. Het gaat hier om ondernemingen wiens financiële gezondheid door de corona-crisis werd aangetast.

 

Het kernkabinet van de federale regering heeft ondertussen beslist om twee fiscale steunmaatregelen in te voeren om de solvabiliteit van bedrijven te garanderen. Vooreerst zou een “carry back” van verliezen worden ingevoerd waardoor bedrijven en zelfstandigen hun verliezen van 2020 kunnen afzetten tegenover de winst van 2019. Deze maatregel zal er dan voor zorgen dat de belastingschuld voor 2019 getemperd wordt. Een tweede maatregel laat ondernemingen toe om in de komende drie jaar een “wederopbouwreserve” aan te leggen, ten belope van het verlies van 2020.  De winsten van bedrijven die worden gebruikt om deze reserve op te bouwen de komende drie jaar, zullen dan worden vrijgesteld van inkomstenbelasting.

 

Deze maatregelen zijn wenselijk, maar zullen onvoldoende zijn om de solvabiliteit van de bedrijven veilig te stellen. Vandaar dat er ook meer en meer stemmen opgaan om te voorzien in fiscale incentives om het spaargeld richting bedrijven te krijgen. Dit zou kunnen door de reeds bestaande federale belastingverminderingen voor wie kapitaal verschaft aan een “start-up-bedrijf” of een “doorgroeibedrijf” uit te breiden naar alle bedrijven toe.  Een andere mogelijkheid is het toekennen van een verlaagde roerende voorheffing op dividenden voor wie “corona-crisiskapitaal” aan bedrijven ter beschikking heeft gesteld.

 

Op Vlaams niveau en op Waals niveau zou een gelijkaardige corona-maatregel kunnen genomen worden door de bestaande belastingverminderingen voor Vlaamse winwin-leningen en Waalse coup-de-pouce-leningen uit te breiden, zodat niet enkel achtergestelde leningen maar ook kapitaalinbrengen onder de belastingvermindering vallen. Tevens lijkt het aangewezen om ook het maximumbedrag op te trekken dat bedrijven via een dergelijke lening kunnen ophalen. Voor de Vlaamse winwin-lening heeft de Vlaamse regering weliswaar reeds beslist om het maximum bedrag van de lening te verhogen tot maximaal 300.000 euro ipv 200.000 euro, maar ook hier is de vraag of dit bedrag niet te laag zal zijn om echt efficiënt te zijn. Voor de Waalse coup-de-pouce-lening blijft het maximum-bedrag voorlopig beperkt tot 100.000 euro.

 

Naast deze fiscale steunmaatregelen zullen de regeringen in deze fase ook financiële steun moeten verlenen aan grote bedrijven die in problemen zijn gekomen, zoals bijvoorbeeld de luchtvaartmaatschappij Brussels Airlines. Dit kan de overheid doen door het toekennen van een lening, of door in het kapitaal van bedrijven te stappen.

 

Een opmerkelijk verschil met fase 1 is wel dat deze steunmaatregelen in een aantal gevallen aan  “ethische principes” worden gekoppeld. Ondernemingen die op de federale steunmaatregelen beroep wensen te doen, mogen geen dividenden uitkeren, kapitaalverminderingen doorvoeren, eigen aandelen inkopen en geen transacties doen met belastingparadijzen zonder aantoonbare economische activiteit.

 

  • Fase 3 is de fase van de “rendabiliteit”. In deze fase zal de overheid moeten inzetten op het terug aantrekken van de economie en het opnieuw rendabel maken van ondernemingen. Ook in deze fase zal fiscaliteit een belangrijke rol spelen, voornamelijk voor het stimuleren van de zwaarst getroffen sectoren. In dit verband wordt bijvoorbeeld reeds gedacht aan een tijdelijke BTW-verlaging in de horeca en het verhogen van het aftrekpercentage van professionele restaurantkosten. Ook aan het stimuleren van de evenementensector kan gedacht worden via een tijdelijke verhoging van de aftrek voor onthaal- en receptiekosten als beroepskost. En voor de toeristische sector een hart onder de riem te steken kunnen onze toeristische steden tijdelijk bepaalde lokale belastingen schrappen of verminderen, zoals de toeristenbelasting of de terrastaks.

 

Daarnaast zal de overheid ook tal van andere maatregelen moeten nemen om de gevolgen van een economie in recessie op te vangen. Hierbij kan worden gedacht aan investeringen in opleiding ( levenslang of loopbaanleren ) van (ontslagen) werknemers, in wetenschappelijk onderzoek, in innovatie, in openbare werken, noem maar op.

 

In de eerste drie fases van het corona-herstel is de overheid aan zet, en moet zij via rechtstreekse tussenkomsten  de economie er terug boven op helpen. En de overheid moet hierbij zeer waakzaam zijn. Tot nader order heeft er zich nog steeds geen kip met gouden eieren genesteld op de binnenplaats van de Wetstraat 16 of op het Martelarenplein. Dit betekent dat de overheid wel noodzakelijke ingrepen moet doen en steun moet verlenen, maar er zeer goed over moet waken dat de overheidssteun goed besteed wordt. Voornamelijk in de eerste fase van de steunmaatregelen zou dit een probleem kunnen zijn.

 

In deze fase heeft de overheid zeer snel moeten schakelen waardoor de financiële steun, zeer soepel werd en wordt toegekend. En dat zorgt voor misbruiken of perverse effecten. De verhalen die de ronde doen zijn ronduit hallucinant:

–     vakbonden die bedrijven onder druk zetten om tijdelijke werkloosheid in te voeren zodat de werknemers kunnen genieten van de Vlaamse energiesubsidie voor tijdelijk werklozen

–     tijdelijk werklozen die toch verder blijven werken bij hun werkgever of in het zwart bijklussen

–     zelfstandigen of bedrijven die verplicht moeten sluiten maar een hinderpremie ontvangen die hoger is dan hun normale inkomen of winst

–     zelfstandigen die een hinderpremie en/of crisis-overbruggingsrecht ontvangen, maar toch gewoon doorwerken en afspreken met de klant om later te factureren

–     bedrijven die een beroep doen op de Vlaamse compensatievergoeding via manipulatie van hun boekhouding en het uitstellen van facturatie

–     …

 

Voor deze truuken van de foor mag men de ogen niet sluiten en het is aan de overheid, maar evengoed aan de werkgevers- en middenstandsorganisaties en aan de vakbonden, om iedereen ter orde te roepen. Iedereen moet beseffen dat de overheidssteun niet uit de lucht komt vallen en uiteindelijk gefinancierd zal moeten worden. Wie onterecht steun heeft gekregen zal dus voor een hogere coronafactuur zorgen en die zal afgewenteld worden op de maatschappelijke solidariteit.

 

Verder moet de overheid ook zeer waakzaam zijn voor allerlei lobbygroepen die “van de gelegenheid gebruik willen maken” om een of ander voordeel binnen te halen. Zo bijvoorbeeld deed KBC-topman Johan Thys een oproep om de bankentaksen te herzien, omdat de banken volop meewerken aan de corona-steunmaatregelen voor particulieren en bedrijven. Het Verbond der Vlaamse Tandartsen vroeg dan weer aan de overheid om het “corona-supplement” van 50 euro, dat tandartsen mogen aanrekenen omdat ze in de corona-periode extra sanitaire kosten moeten maken, via het RIZIV te laten terug betalen aan de patiënten. VOKA, het Vlaams Netwerk van Ondernemingen, van zijn kant vroeg de federale overheid om een “prestatiepremie” van 150 euro toe te kennen aan werknemers die tijdens de corona-crisis verder zijn blijven werken.

 

Ook aan dergelijke vragen mag de overheid niet toegeven. Het zou zeer onverstandig zijn om de federale en de gewestelijke begroting nu nog verder onder druk te zetten, met het geven van fiscale of parafiscale gunsten aan bepaalde sectoren.

 

  • Fase 4 is tot slot de fase van de “solidariteit”. Het zal voor iedereen wel duidelijk zijn dat de overheidssteun miljarden kost. Alleen al in fase 1 van de relance zou de kostprijs om en bij de 40 miljard euro bedragen. Bovendien moeten we ook rekening houden met het feit dat naast de spectaculair gestegen overheidsuitgaven en de kostprijs van de fiscale steunmaatregelen, ook de fiscale inkomsten een pak lager zullen uitvallen als rechtstreeks gevolg van het terugvallen van de economie.

 

De Europese Commissie voorziet in haar prognoses dat de Belgische economie in 2020 7,2% zou krimpen. De Nationale Bank en het Planbureau ramen dit percentage op 8%. Volgens de Nationale Bank zal dit ook impliceren dat het begrotingstekort in 2020 tot 10,4% van het BBP zal oplopen. Uiteraard voorspellen alle instanties ook wel dat de economie zich in 2021 wel grotendeels zal herstellen. Deze cijfers zijn uiteraard ramingen die nog sterk beïnvloed kunnen worden door de evolutie in de komende maanden. Ook het vooropgestelde herstel in 2021 zal sterk afhangen van de vraag of we het corona-virus tegen dan reeds onder controle hebben of niet.

 

Feit is in ieder geval dat we met grote budgettaire tekorten zullen geconfronteerd worden, en dit doet uiteraard de vraag stellen naar de financiering van de corona-crisis. Zelfs indien men uitgaat van een herstel in 2021, is de kans zeer klein dat we de budgettaire tekorten puur zullen kunnen wegwerken via economische groei. Dit betekent dat er dus andere klassieke saneringsmaatregelen noodzakelijk zullen zijn, hetzij besparingen op de overheidsuitgaven, hetzij het verhogen van de fiscale inkomsten. En wat dat laatste aspect betreft kunnen we enkel maar vaststellen dat substantiële crisissen in de recente geschiedenis altijd gepaard zijn gegaan met crisisfiscaliteit. Dat was bijvoorbeeld zo na WOI en WOII, na de Oliecrisis in de jaren ’70 en na de bankencrisis van 2008 en dat zal nu ongetwijfeld na de corona-crisis eveneens noodzakelijk zijn.

 

Hoe men het ook draait of keert, de overheidstussenkomsten uit de eerste drie fases van de economische relance zullen maar mogelijk zijn indien de overheid terug kan vallen op de maatschappelijke solidariteit. Indien we zo snel mogelijk uit het corona-dal willen kruipen, zal het niet alleen nodigzijn om solidair te zijn bij het opvolgen van de sanitaire instructies en de social distancing, maar zal ook fiscale en parafiscale solidariteit een noodzaak zijn.

 

En een cruciale vraag zal zijn of daar het nodige draagvlak kan voor gevonden worden. Want we kunnen nu wel elke dag tijdens de corona-crisis met zijn allen “You’ll never walk alone” zingen, maar wanneer we straks fiscale oplossingen moeten  gaan zoeken voor de financiering van de corona-steun, zullen velen hun zangtalent kwijt zijn. Stilaan moeten politici zich hiervan bewust zijn, want uiteindelijk zullen zij voor oplossingen moeten zorgen. En dat zal een heuse politieke stresstest worden, waarbij er heel veel ongemakkelijke vragen zullen worden gesteld.

 

Want ja, hoe begin je aan een fiscaal crisisplan in een land dat reeds tot de hoogste belaste landen in de OESO en EU hoort? Wel om te beginnen kunnen we al kijken naar de fiscale crisismaatregelen uit het verleden, want de corona-crisis is natuurlijk niet de eerste economische crisis waarmee de wereld wordt geconfronteerd. En dat levert een aantal interessante pistes op.

 

Een aantal buitenlandse economen hebben in dit verband reeds opgeworpen om een “oorlogsbelasting” in te voeren op de overwinsten van bedrijven die “profiteren” van de corona-crisis. Dat kan misschien verregaand lijken, maar het kan niet worden ontkend dat er thans enerzijds heel veel bedrijven in zak en as zitten, maar dat er anderzijds ook heel wat andere bedrijven boomen als nooit te voren door de corona-crisis. Denk maar aan bedrijven die actief zijn in e-commerce, datastreaming of andere technologische toepassingen. De Vlaamse overheid heeft beslist om een compensatievergoeding toe te kennen aan bedrijven die door de corona-crisis een omzetdaling kennen van meer dan 60%, maar omgekeerd zou men dan ook de vraag kunnen stellen in hoeverre er dan geen solidariteitsbijdragen kunnen worden gevorderd van bedrijven die dankzij de corona-crisis  “abnormale” omzetstijgingen kennen.

 

Ons land heeft overigens in het verleden reeds een dergelijke belasting gekend. Na de tweede wereldoorlog heeft ons land bij Wet van 16 oktober 1945 een extra belasting ingevoerd “op de in oorlogstijd behaalde exceptionele inkomsten, winsten en baten”. De exceptionele winsten waren dan winsten die afweken van de gemiddelde winsten van het bedrijf in de jaren voor de oorlog. Op deze meerwinsten dienden de bedrijven dan een belasting tussen 70% en 95% te betalen. Deze tarieven zijn thans uiteraard absurd, maar de piste om toch enige solidariteit te vragen van bedrijven die in de corona-crisis exceptionele winsten behalen, blijkt toch meer en meer opgang te kennen onder andere in de USA en het Verenigd Koninkrijk.

 

Een tweede piste die ondertussen ook her en der wordt geopperd, is het invoeren van een eenmalige  crisisbelasting op kapitaal. Ook deze vorm van crisisbelasting werd in de naoorlogse crisisperiode in ons land ingevoerd. Bij wet van 17 oktober 1945 werd in ons land een eenmalige heffing ingevoerd van 5% op het vermogen, waaronder men toen verstond, het geheel van de in België gelegen onroerende goederen, Belgische en buitenlandse effecten, deposito’s, levensverzekeringen, goud, buitenlandse munten, en activa van landbouw-, nijverheids- en handelsexploitaties. Of een belasting van 5% op vermogen de dag van vandaag haalbaar is, valt te betwijfelen. Maar het is evident dat er in het corona-debat ook vragen zullen rijzen naar fiscale solidariteit van grote vermogens, zodat een discussie over een eenmalige crisisbelasting op kapitaal ook zeker gevoerd zal worden.

 

We kunnen ook lessen trekken uit het recentere verleden, en aansluiting zoeken bij de crisisoplossingen van de loodgietersregering Dehaene. Om tegemoet te komen aan budgettaire problemen heeft deze regering bij wet van 22 juli 1993 een aanvullende crisisbijdrage ingevoerd waarbij de tarieven van alle inkomstenbelastingen met drie procent crisisbijdrage werden verhoogd. Hoewel deze crisisbijdrage als een tijdelijke maatregel werd ingevoerd, is deze echter pas volledig afgeschaft vanaf inkomstenjaar 2020.

 

In de huidige context, waarbij crisisfiscaliteit noodzakelijk zal zijn om een begrotingsdeficit onder controle te houden, is de piste van een algemene aanvullende crisisbijdrage allicht een van de meest valabele pistes om terug op te nemen. Dit systeem, waarbij de bestaande belastingtarieven met één percentage worden verhoogd, heeft als voordeel dat het vrij globaal kan worden ingevoerd en zowel op de federale als op de gewestelijke belastingen kan worden toegepast. Bovendien kan dit gefaseerd worden ingevoerd, zodanig dat het systeem bijvoorbeeld pas wordt toegepast op een inkomen boven een zekere grens, of in de successierechten of de registratierechten pas wordt toegepast op erfenissen of vermogensoverdrachten die een zeker niveau overstijgen.

 

En tot slot kan men natuurlijk ook lessen trekken uit het recente rapport van de Hoge Raad voor Financiën over de verlaging van de belastingdruk op arbeid en de mogelijkheden voor de financiering ervan. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van tal van fiscale gunstregimes, waarvan men nu, in het kader van een fiscale coronahervorming, de vraag kan stellen, of zij wel nog een maatschappelijke verantwoorde plaats hebben in ons fiscaal stelsel. Een sanering van de fiscale vrijstellingen en aftrekregimes zou hier dus ook wel enige budgettaire ruimte kunnen geven, niet alleen om het begrotingstekort kleiner te maken, maar ook om in te zetten op fiscale stimuli die belangrijk zijn om ons land economisch vooruit te helpen, zoals voor mobiliteit, ecologie en innovatie.

 

De corona-crisis stelt ons voor een gigantische maatschappelijke uitdaging, waar we enkel samen uit kunnen geraken. En nooit geziene tijden, vragen om nooit geziene maatregelen. Solidariteit vooral ook op fiscaal en parafiscaal vlak zal nodig zijn om uit de crisis te raken en zal voor de nodige financiering moeten zorgen om de overheid toe te laten steun te geven aan de bedrijven en de particulieren die dit nu echt nodig hebben. Deze fiscale en parafiscale solidariteit is de basis van onze welvaart- en verzorgingsstaat. Het is juist dat we zeer veel moeten betalen voor deze welvaart- en verzorgingsstaat, maar tijdens de corona-crisis heeft de overheid bewezen dat de welvaart- en verzorgingsstaat er ook daadwerkelijk staat. De manier waarop onze gezondheidszorg heeft gefunctioneerd en het door de overheid uitgerolde opvangnet voor bedrijven en particulieren die zonder omzetten en inkomen vallen…, het mocht meer dan gezien zijn.

 

Als we binnen een paar weken onze belastingaangifte moeten invullen en als we straks misschien wat meer crisisbelasting moeten betalen, laat ons dan voor één keer niet vloeken en zuchten, maar laat ons in tegendeel goed beseffen tot wat we met een beetje solidariteit allemaal in staat zijn.