Het erven van vermogen: belastingen besparen via het huwelijkscontract

Wat veel mensen vaak ook uit het oog verliezen is dat men via een huwelijkscontract heel wat successiebelasting kan besparen. Alleen al de keuze voor het ene of het andere stelsel is op dat vlak al zeer belangrijk.
Zo bijvoorbeeld vallen in het wettelijk stelsel de beroepsinkomsten in de huwgemeenschap. Zijn deze inkomsten danig hoog (vb. bestuurder van een grote onderneming) dat deze tijdens het huwelijk werden belegd in roerende en onroerende goederen, dan kan dit voor de niet-actieve langstlevende echtgenoot een aardige duit opleveren. Bij een zuivere scheiding van goederen blijven de inkomsten in het eigen vermogen vallen en zal dit de successierechten omhoog jagen.

Vandaar dat het aangewezen is om een huwelijkscontract op gezette tijden aan te passen aan uw levensloop. Daar waar een stelsel van scheiding van goederen in uw jonge leven van belang kan zijn om het gezinsvermogen te beschermen tegen schuldeisers of een faillissement van een zelfstandige echtgenoot, is het vaak op latere leeftijd meer aangewezen om over te stappen naar een systeem van gemeenschap van goederen omdat dit dan voordelen geeft op het vlak van successieplanning.
Dit kan overigens perfect. U kan samen met uw partner op gelijk welk moment beslissen om aanpassingen aan te brengen aan het huwelijkscontract of  te switchen tussen het ene of het andere systeem.

TIP 1: BRENG EIGEN VERMOGEN IN DE GEMEENSCHAP

De eerste en belangrijke techniek van successieplanning is de inbreng van het eigen vermogen in de gemeenschap. Indien u gehuwd bent onder een stelsel van algehele scheiding van goederen, dan moet u daarvoor desgevallend eerst uw huwelijksstelsel wijzigen. De echtgenoten kunnen in dit geval het eigen vermogen inbrengen in de huwgemeenschap. Dit kan zowel voor roerend als voor onroerend bezit en de fiscale kost van de inbreng in gemeenschap is in beide gevallen beperkt tot 50 euro. Na de inbreng behoort het eigen vermogen dan toe aan de huwgemeenschap met als gevolg dat als een van beide partners overlijdt, de langstlevende echtgenoot dan slechts successierechten zal moeten betalen op de helft van de huwgemeenschap in plaats van op de volledige waarde van het eigen vermogen van de overleden echtgenoot.

Voorbeeld:
Een kinderloos echtpaar is gehuwd onder het wettelijk stelsel. De man bezit een eigen onroerend verkregen door erfenis van 750.000 euro. Het koppel bezit verder gezamenlijk een gezinswoning met een waarde van 500.000 euro en een spaarrekening van 100.000 euro. De man sterft en zijn vrouw is zijn enige erfgenaam.

In die omstandigheden zal de vrouw het volledige eigen vermogen erven van haar man en de helft van het gemeenschappelijk vermogen, met dien verstande dat de gezinswoning is vrijgesteld. De vrouw zal alsdan 156.000 euro aan successierechten verschuldigd zijn. ( in Vlaanderen )

Indien de man zijn eigen vermogen inbrengt in de huwgemeenschap zal de vrouw slechts successierechten moeten betalen op de helft van het gemeenschappelijk vermogen ( waaronder dus het ingebrachte eigen vermogen van de man). De vrouw zal alsdan “slechts” 54.750 euro aan successierechten verschuldigd zijn.(in Vlaanderen)

Indien u gehuwd bent met een stelsel van scheiding van goederen dan kan u het inbrengen in een gemeenschap nog via een andere techniek realiseren, namelijk door een beperkte wijziging van uw huwelijkscontract naar een stelstel van “scheiding van goederen met een toegevoegd intern vermogen”. Dergelijk huwelijkscontract verenigt in feite het beste van de 2 stelsels : u blijft de voordelen genieten van het stelsel van scheiding van goederen, maar u kan ervoor opteren om bepaalde goederen gemeenschappelijk te maken. Op die manier kan u er bijvoorbeeld voor zorgen dat de gemeenschappelijk gemaakte goederen bij uw overlijden in hun totaliteit aan de langstlevende partner toekomen zonder dat hierop successierechten moeten betaald worden.

Een andere optimalisatietechniek bestaat erin om in het contract van scheiding van goederen een “finaal verrekenbeding” of een “alsofbeding” te laten opnemen. Dergelijke clausule laat partners die gehuwd zijn met scheiding van goederen toe, om bij het overlijden van de eerststervende partner te handelen alsof ze gehuwd waren onder een stelsel van gemeenschap van aanwinsten. Het alsofbeding is ook een manier om de financieel zwakkere echtgenoot de laten delen in de vermogensaangroei van de “rijkere” echtgenoot in een stelsel van scheiding van goederen.

TIP 2: SCHRAP OF WIJZIG HET “LANGS LEEFT, AL HEEFT”-BEDING IN UW HUWELIJKSCONTRACT

Heel wat gehuwde koppels hebben nog in hun huwelijksovereenkomst een ‘langst leeft, al heeft’-clausule staan. Indien een van de partners overlijdt zal door deze clausule het aandeel van de overleden echtgenoot in de huwgemeenschap in volle eigendom en voor de totaliteit toekomen aan de langstlevende echtgenoot. Deze geniet door deze clausule een optimale bescherming en verkrijgt exclusief het gemeenschappelijk vermogen zonder dat de kinderen daar enige aanspraak kunnen op maken. In bepaalde gevallen kan dit aangewezen zijn, maar in de meeste gevallen, wanneer de verstandhouding tussen de ouders en de kinderen optimaal is, is een dergelijke clausule eigenlijk een fiscaal drama.

Voorbeeld:
In een gehuwd koppel sterft de man. Op het moment dat de man overlijdt laat hij een echtgenote na van 57 jaar en 2 kinderen. Het koppel is gehuwd onder een stelsel van algehele gemeenschap en bezit een eigen woning ( waarde 300.000 euro), een beleggingseigendom (waarde 500.000 euro) en portefeuille van 600.000 euro. Door het “langst leeft al heeft”-beding in de huwelijksovereenkomst verkrijgt de vrouw het volledige aandeel in de huwgemeenschap van haar overleden man. De kinderen erven op dat moment niets. De vrouw zal in dit verhaal 52.500 euro aan successierechten moeten betalen.(in Vlaanderen)

Zonder langst leeft, al heeft-beding erft de vrouw het vruchtgebruik op het aandeel van haar man in de huwgemeenschap en de kinderen de blote eigendom. De vrouw zal alsdan 15.780 euro aan de successierechten zijn verschuldigd en de kinderen elk 9.120 euro. In totaal zal het gezin dan 34.020 euro aan successierechten moeten betalen. ( in Vlaanderen )

Er bestaan nochtans ook mechanismen om het comfort van de juridische bescherming voor de langstlevende echtgenoot te behouden, maar er terzelfdertijd ook voor te zorgen dat men hiervoor geen absurde fiscale prijs hoeft te betalen. Het volstaat eenvoudig om de langst leeft, al heeft-clausule om te vormen tot een keuzebeding. Met een keuzebeding kan de langstlevende echtgenoot na het overlijden van de partner dan kiezen om diens aandeel in het gemeenschappelijk vermogen in totaliteit te verwerven, dan wel om louter het vruchtgebruik te behouden en de kinderen reeds de blote eigendom te laten verwerven.

TIP 3: DE WEDERZIJDSE SCHENKING VAN DE BEIDE EIGEN VERMOGENS

Koppels die gehuwd zijn onder een stelsel van algehele scheiding van goederen kunnen aan fiscale planning doen door hun eigen vermogen wederzijds aan elkaar te schenken met een beding van conventionele terugkeer mocht een van hen overlijden. Dit kan via een geregistreerde schenking of via een handgift. Het voordeel van een dergelijke techniek is dat de goederen die werden geschonken buiten de successierechten vallen. Bovendien lopen de beide partners weinig risico door bijvoorbeeld een echtscheiding, aangezien schenkingen tussen echtgenoten altijd herroepbaar zijn op voorwaarde dat de wederzijdse schenkingen buiten het huwelijkscontract werden gehouden. Mocht het aldus plotseling slecht gaan in de relatie of tot een echtscheiding komen, dan kunnen de wederzijdse schenkingen worden teruggedraaid.

Voorbeeld:
Een koppel is gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Beide partners beslissen om hun roerend vermogen wederzijds aan elkaar te schenken met een beding van terugkeer. De man schenkt 500.000 euro roerend vermogen aan zijn vrouw en de vrouw schenkt 150.000 euro roerend vermogen aan haar man. Beide schenkingen worden geregistreerd en 3% schenkingsrechten worden betaald. Twee jaar later overlijdt de vrouw. Op dat moment treedt het beding van terugkeer in werking en keert het geschonken roerend vermogen terug naar de langstlevende. De man zal aldus zijn geschonken vermogen terug zien keren en vrij van successierechten ontvangen.

In principe staat deze techniek niet enkel open voor koppels die gehuwd zijn onder het stelsel van de algehele scheiding van goederen. Ook koppels met een gemeenschapsstelsel kunnen van deze techniek gebruik maken en desgevallend eerst goederen uit de gemeenschap halen en inbrengen in het eigen vermogen van een van de partners. Vervolgens kan dan de wederzijdse schenking worden uitgevoerd. Deze laatste techniek waarbij goederen eerst uit de gemeenschap worden gehaald en vervolgens worden geschonken via een wederzijdse schenking met beding van terugkeer, ligt momenteel wel onder vuur. In de circulaire van 10 april 2013 over de toepassing van de anti-misbruikbepaling stelt de fiscus dat deze vorm van fiscale planning te beschouwen is als fiscaal misbruik. Dit betekent niet dat deze techniek niet meer zou zijn toegestaan, maar enkel dat men ook tegenover de fiscus zal moeten kunnen aantonen dat de opgezette structuur niet enkel door fiscale motieven is ingegeven. Een mogelijk motief zou dan kunnen zijn, dat men op die manier de kinderen voorlopig buiten de erfenis wil houden.

TIP 4: HET PALLIATIEF BEDING

Een palliatief beding, ook wel de sterfhuisclausule, genaamd is een clausule in het huwelijkscontract waarbij het hele gemeenschappelijk vermogen wordt toebedeeld aan één van de partners, ongeacht de oorzaak van ontbinding. Deze clausule is eigenlijk een alternatief voor het “langst leeft, al heeft”-beding of het keuzebeding. Ook bij deze clausules is het gevolg dat het aandeel van de overleden echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen bij het overlijden wordt toebedeeld aan de langstlevende. Tot daar de gelijkenis. Een palliatief beding heeft echter een belangrijk voordeel ten overstaan van het “langst leeft, al heeft”-beding of het keuzebeding, met name dat er geen successierechten verschuldigd zijn op het aandeel van de overleden echtgenoot.

De fiscale vrijstelling heeft te maken met de tekst van onze fiscale wetgeving. In onze wetgeving is voorzien dat wanneer een echtgenoot het aandeel in de huwgemeenschap verkrijgt van de andere echtgenoot “ingevolge het overlijden”, dit  wordt gelijkgesteld met een verkrijging door middel van een testament. Dit betekent dat er dan op deze verkrijging successierechten zijn verschuldigd. Bij een palliatief beding verkrijgt een echtgenoot het aandeel in de huwgemeenschap van de andere echtgenoot niet “ingevolge het overlijden”, maar wel “ingevolge het ontbinden van het huwelijk”. Dit lijkt op het eerste zicht vrij gelijklopend, maar fiscaal-juridisch is dit een wereld van verschil. Precies omwille van het feit dat de huwgemeenschap wordt verdeeld niet ingevolge overlijden, maar wel ingevolge de ontbinding van het huwelijk wordt algemeen aanvaard dat er geen sprake kan zijn van enige belastingheffing, hetgeen ondertussen ook werd bevestigd door het Hof van Cassatie. Er moet wel worden opgelet met deze clausule, want een ontbinding van het huwelijk kan ook een echtscheiding zijn. U kan een dergelijke clausule dan ook niet zo maar in uw huwelijkscontract opnemen, zoniet kunt u in geval van een echtscheiding zwaar bedrogen uitkomen. In de praktijk wordt deze clausule dan ook enkel toegepast in palliatieve situaties waarbij een echtpaar dan de nodige fiscale schikkingen treft en alsnog het huwelijkscontract wijzigt.

Voorbeeld:
In een gehuwd koppel sterft de man. Op het moment dat de man overlijdt laat hij een echtgenote na van 57 jaar en 2 kinderen. Het koppel is gehuwd onder een stelsel van algehele gemeenschap en bezit een eigen woning ( waarde 300.000 euro), een beleggingseigendom (waarde 500.000 euro) en portefeuille van 600.000 euro. Door palliatief beding in de huwelijksovereenkomst erft de vrouw het volledige aandeel in de huwgemeenschap van haar overleden man. De kinderen erven op dat moment niets. De vrouw zal in dit verhaal geen successierechten moeten betalen.(Vlaanderen)

Het palliatief beding is echter sinds jaar en dag een doorn in het oog van de fiscus, die met alle mogelijke middelen tracht deze techniek onderuit te halen.  In de circulaire van 10 april 2013 over de toepassing van de anti-misbruikbepaling wordt ook deze vorm van fiscale planning door de fiscus beschouwd als fiscaal misbruik. In de praktijk hoort men dan ook vaak dat deze techniek niet meer zou zijn toegestaan. Dit is niet correct, maar het betekent wel dat u ten overstaan van de fiscus aan de hand van niet fiscale redenen zal moeten motiveren waarom u een beroep hebt gedaan op deze clausule. Ook hier kan men dan als mogelijk motief naar voor schuiven, dat men op die manier de kinderen voorlopig buiten de erfenis wil houden. Door de werking van het palliatief beding verkrijgt de langstlevende echtgenoot het volledige aandeel in de gemeenschap in volle eigendom en erven de kinderen niets.

TIP 5: WAT ALS JE SAMENWOONT?

Anders dan bij gehuwden is het erfrecht van samenwonenden niet zo sterk geregeld. Wettelijk samenwonenden erven wel automatisch van elkaar, maar het gaat slechts om een heel beperkt erfrecht. De langstlevende  van hen verkrijgt automatisch het vruchtgebruik (of het recht op de huur) van de woning die het koppel bewoonde en van het huisraad die er zich in bevond.

Wanneer de wettelijk samenwonenden willen dat zij meer erven dan dit vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad, dan moeten zij hoe dan ook een testament opmaken. Ongehuwd samenwonenden die louter feitelijk samenwonen erven helemaal niet van elkaar. Wil men graag dat de overblijvende partner ook maar iets erft, dan moet men hier ook een testament opstellen. Het feit dat het wettelijk erfrecht van samenwonenden vrij beperkt is impliceert niet dat zij geen planningstechnieken kunnen toepassen om hun vermogen fiscaal vriendelijk te laten overgaan naar de overlevende partner.

Samenwonenden kunnen –op vlak van hun vermogenssamenstelling- in grote lijnen gelijkgesteld worden met gehuwden onder het stelsel van scheiding van goederen : er zijn slechts 2 vermogens, namelijk het eigen vermogen van elk der partners. Samenwoners kunnen niet opteren voor een gemeenschapsstelsel.

Samenwonenden kunnen er wel voor opteren om bepaalde eigen goederen onder een gemeenschappelijk regime te plaatsen. Hiervoor dient men bij een notaris langs te gaan voor een samenleveringsovereenkomst op te maken. De inbreng van dit vermogen in die gemeenschap kan gekoppeld worden aan de voorwaarde van overleven. Indien de inbrenger de partner overleeft, dan kan ervoor gezorgd worden dat het ingebrachte zondermeer naar hem terugkeert, zonder dat er successierechten verschuldigd zijn op hetgeen ingebracht werd.

Net zoals koppels gehuwd met scheiding van goederen kunnen samenwonenden ook een “verrekenbeding” of “alsofbeding” inlassen in hun samenlevingscontract. Een andere mogelijkheid bestaat erin om een “aanwascontract” af te sluiten. Dit is techniek die de laatste tijd meer en meer opmars kent bij samenwoners. Door deze optimalisatietechniek kunnen, bij overlijden van de eerste samenwonende partner, de aangeduide eigendommen overgaan naar de langstlevende samenwonende partner, dit buiten de nalatenschap om,  waardoor ook geen successierechten moeten worden betaald. Enkel in geval van onroerende goederen zijn er mogelijks registratierechten verschuldigd  aan 10% of 12.5 %. Nadeel is echter dat beide partners moeten akkoord gaan om op een dergelijk contract terug te komen.

Ook de wederzijdse schenking met een beding van terugkeer is tot slot ook mogelijk tussen samenwonenden en kan dus een valabele planningstechniek zijn cfr. 2.1.4). Enig probleem is wel dat schenkingen tussen samenwonenden in tegenstelling tot echtgenoten, niet herroepbaar zijn, waardoor dit in de praktijk weinig voorkomt.