Alvorens we dieper ingaan op een aantal fiscale tips is het toch van belang om te wijzen op een aantal spelregels. Net als op een voetbalveld, moeten er ook op het fiscale speelplein een aantal regels worden gevolgd, zoniet dreigt u een rode kaart van de fiscus te krijgen. U moet daar echt mee uitkijken, want voor u het weet bent u niet meer bezig met belastingen te ontwijken, maar wel met belastingen te ontduiken. Vooraleer u dus fiscaal aan de slag gaat moet u goed opletten, want er doen in de goegemeente heel wat fiscale cowboy-verhalen de ronde. Gezond verstand is ook hier een goede raadgever. Als het verhaal te goed klinkt om waar te zijn, dan is dat meestal ook zo. Dan is de boodschap duidelijk don’t try this at home.
SPELREGEL 1:
LEGALE BELASTINGONTWIJKING IS EEN RECHT
SPELREGEL 2:
AANVAARD DE JURIDISCHE GEVOLGEN VAN JE BELASTINGONTWIJKING
Maar zelfs indien men alle wettelijke regels respecteert en zelfs indien men alle rechtsgevolgen aanvaardt van de constructie die men heeft opgezet, dan nog is geen absolute fiscale vrijgeleide. De fiscus kan immers nog steeds stellen dat er sprake is van “fiscaal misbruik”. En hiermee komen we bij de derde spelregel in onze zoektocht naar de minst belaste weg. In 2012 heeft de regering Di Rupo een zogenaamde fiscale anti-misbruikbepaling in de wetgeving ingeschreven. Door deze bepaling kan de fiscus zich verzetten tegen fiscale constructies wanneer er sprake is van “fiscaal misbruik”. Dit is kort gezegd het geval wanneer u aanspraak maakt op een belastingvoordeel in strijd met de doelstellingen van een fiscale bepaling. Indien er sprake is van fiscaal misbruik, dan kan de fiscus toch belastingen heffen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden. Hiervoor is er wel een uitweg, maar dan moet u kunnen aantonen dat de keuze voor constructie door andere motieven is verantwoord is dan het ontwijken van inkomstenbelastingen. Dit lijkt vrij complex maar het simpele voorbeeld van de sterfhuisconstructie kan veel duidelijk maken over de werking van de anti-misbruikbepaling.
Indien in een huwelijk één van de echtgenoten komt te overlijden dan verkrijgt de overlevende echtgenoot op basis van het wettelijk erfrecht de helft van het gemeenschappelijke vermogen en het vruchtgebruik over de andere helft, die dan in blote eigendom aan de kinderen toekomt. Van deze wettelijke regeling kan men afwijken in het huwelijkscontract. De echtgenoten kunnen dan bijvoorbeeld beslissen dat het volledige gemeenschappelijke vermogen aan de overlevende echtgenoot moet toekomen bij het overlijden van één van hen. Indien een echtgenoot ingevolge een dergelijke clausule meer verkrijgt dan de helft van de huwelijksgemeenschap, dan zijn op dat deel successierechten verschuldigd door de overlevende echtgenoot. Een sterfhuisconstructie heeft tot doel aan deze successierechten te ontsnappen. Bij een sterfhuisconstructie gaan de echtgenoten een clausule in het huwelijkscontract inlassen waarbij wordt bepaald dat het gemeenschappelijk vermogen volledig wordt toebedeeld aan één van de echtgenoten wanneer het huwelijk wordt ontbonden, ongeacht op welke manier dit gebeurt. Dit kan een overlijden zijn, maar evengoed een echtscheiding. Omwille van het feit dat deze clausule niet specifiek is gekoppeld aan het overlijden van een van de echtgenoten, zijn er geen successierechten verschuldigd indien één van de echtgenoten overlijdt en de langstlevende het volledige gemeenschappelijk vermogen erft. Deze techniek wordt uitsluitend toegepast in palliatieve situaties waarbij de echtgenoten alsnog hun huwelijkscontract bij de notaris laten aanpassen om nadien de overlevende echtgenoot niet met successierechten op te zadelen.
De fiscus vindt deze techniek niet kunnen en meent dat dit fiscaal misbruik impliceert. Door in een terminale fase van één van de echtgenoten het huwelijkscontract aan te passen verkrijgt men immers volgens de fiscus een voordeel dat ingaat tegen de doelstelling van de fiscale wet. De fiscus zal alsdan proberen om de toekenning van het gemeenschappelijk vermogen toch nog aan de successierechten te onderwerpen. Dit kan echter enkel maar indien de fiscus aantoont dat deze constructie uitsluitend in ingegeven door fiscale motieven. De overlevende echtgenoot kan echter eveneens aantonen dat dit niet het geval is. Dit lijkt mij vrij simpel te zijn aangezien niet fiscale familiale motieven deze planningstechniek vrij eenvoudig kunnen verantwoorden. Het volstaat de fiscus te wijzen op het feit dat het koppel heeft geopteerd om de overlevende echtgenoot een comfortabele dag te gunnen, zonder dat de kinderen van het koppel reeds aanspraak zouden kunnen maken op een deel van de erfenis. Einde verhaal.
Nochtans is de toepassing van de anti-misbruikbepaling niet altijd zo evident. Vandaar dat de fiscus heeft beslist om in verschillende circulaires duidelijkheid te brengen over de constructies volgens de fiscus problematisch zijn en de constructies die geen problemen stellen. De meeste van deze constructies komen verder in dit boek nog aan bod.
De volgende verrichtingen worden in beginsel door de fiscus niet als fiscaal misbruik aanzien:
- Bepalingen in een testament
- Schenking door middel van een hand- of bankgift
- Schenking bij akte verleden voor een buitenlandse notaris
- Gefaseerde schenking van onroerende goederen met tussenperiode van 3 jaar
- Schenking onder last
- Schenking onder ontbindende voorwaarde
- Schenking door grootouders aan kind(eren) en/of kleinkind(eren)
- Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik of ander levenslang recht
- Schenking die in het wetboek registratierechten een vrijstelling geniet
- Tontine- en aanwasclausules
- Eenzijdige verblijvingsbedingen of bedingen van ongelijke verdelingen van de huwgemeenschap, zijnde de zgn. sterfhuisclausule. In voorkomend geval wordt successierecht geheven op het gedeelte dat de helft van het gemeenschappelijk vermogen overtreft.
- Uitbreng van roerende goederen uit de huwgemeenschap, gevolgd door een wederzijdse schenking tussen echtgenoten. In dit geval wordt successierecht geheven over het voordeel dat de overlevende echtgenoot verkrijgt ingevolge de uitbreng.
- Erfpachtconstructies, zijnde de gesplitste aankoop van onroerend goed door gelieerde vennootschappen. Het verkooprecht (meestal 10%) wordt geheven op de waarde van het gehele onroerend goed, verminderd met het reeds betaalde registratierecht bij de vestiging van het recht van erfpacht.
- Inbreng van een eigen goed in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking van dit onroerend goed door beide echtgenoten. Registratierecht wordt dan geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden.
- Verzaking aan het wettelijk vruchtgebruik op een onroerend goed gevolgd door een schenking in volle eigendom van de andere helft. Registratierecht wordt geheven ten belope van de waarde van het vruchtgebruik ingevolge de verzaking.