30/11/2019 Fiscaal Weekoverzicht: Zullen de banken de fiscale constructies van hun cliënten moeten aangeven?

De banken hebben het duidelijk niet gemakkelijk. Ze krijgen te maken met negatieve interesten die wegen op hun rentabiliteit, met de digitale omvorming van de samenleving waarop ze zich moeten afstemmen,… En dat is nog niet alles, ze worden ook nog eens geconfronteerd met steeds toenemende en meer ingewikkelde regelgevende vereisten.
Zo zijn zij onder andere onderworpen aan de waakzaamheidsverplichting (“ken uw cliënt”- verplichting). Zij moeten de identiteit van hun cliënten nagaan, en wanneer zij vermoedens hebben aangaande de onrechtmatige oorsprong van kapitalen (vermoeden van witwassen), hebben zij vervolgens de verplichting om hun cliënt aan te geven aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI).Zullen zij ook onderworpen worden aan de verplichting om de agressieve grensoverschrijdende fiscale constructies van hun cliënten kenbaar te maken aan de fiscus, in toepassing van de zogenaamde Europese “DAC 6” Richtlijn ? De “tussenpersonen” die vanaf 31 augustus 2020 aan dergelijke verplichting onderworpen zullen zijn kunnen in twee categorieën worden opgedeeld:– de « ontwikkelaars », dit zijn diegenen die de constructie ontwerpen, commercialiseren of organiseren. Hiermee worden hoofdzakelijk diegenen bedoeld die een actieve rol spelen in het ontwerpen van het systeem, zoals bijvoorbeeld de fiscaal advocaat of de belastingconsulent (zoals deze die zijn activiteit uitoefent binnen een van de « Big Four ») die aan de oorsprong zouden liggen van de constructie of de handeling van het op poten zetten;– de « dienstverleners », die een hulp, een bijstand of raad geven in het kader van het ontwerp, de organisatie of de uitwerking van de constructie. De boekhouders, bedrijfsrevisoren, notarissen en de « asset managers » zouden bijvoorbeeld onder deze tweede categorie kunnen vallen.Wat met de banken ? Deze nemen zelden “actief” deel aan de uitwerking van agressieve fiscale constructies. Hun core business bestaat niet uit het geven van fiscale adviezen in de traditionele vorm aan hun cliënten. Zij zullen over het algemeen dus niet onder de eerste categorie van “ontwikkelaars” vallen. Met evenwel een belangrijke uitzondering : de particuliere banken die estate planning-diensten aanbieden. Deze staan hun cliënten bij in het kader van constructies van vermogens of  successieplanning die onder het  toepassingsgebied van DAC 6 kunnen vallen. We benadrukken zodoende dat de systemen die aanleiding geven tot een besparing van schenkings- of successierechten onder bepaalde omstandigheden zouden kunnen vallen onder het toepassingsgebied van de DAC 6, zoals bijvoorbeeld in geval van het gebruiken
van gestandaardiseerde producten of bepaalde “exotische” structuren.

Maar het is waar dat de tussenkomst van de banken zich meestal beperkt tot een “bijkomstige” dienst (toekenning van een lening, openen van een rekening, overdracht van fondsen,…). In de praktijk zullen de banken dus eerder vallen onder de tweede categorie van de “dienstverleners”, in de mate dat hun diensten vallen onder de constructies beoogd door de DAC 6. Laat ons hier enkele voorbeelden aanhalen:

– een Belgische bank levert bankdiensten (in het kader van een cash pooling), die het doorvoeren van  grensoverschrijdende verrichtingen, die betalingen inhouden van aftrekbare interesten door een Belgische vennootschap ten voordele van een verbonden buitenlandse vennootschap die geniet van een gunstig fiscaal stelsel, vergemakkelijken;
– een Belgische bank zet de rekening van een Franse verblijfhouder over naar een bank die niet deelneemt aan de automatische gegevensuitwisseling (bijvoorbeeld een Amerikaanse Bank in Dakota).

Door de Richtlijn werd een ontsnappingsroute voorzien voor iedere persoon die het bewijs levert van het feit dat hij niet wist (en redelijkerwijs niet kon weten) dat hij bij een agressieve grensoverschrijdende constructie betrokken was. De kernvraag zal dus zijn te weten of de bank al dan niet op de hoogte is van het feit dat de dienst die zij verleent valt binnen het kader van een constructie beoogd door de DAC 6. Haar hoedanigheid van “tussenpersoon” zou mijn inziens moeten worden uitgesloten wanneer ze slechts een gewone routinedienst verstrekt en zij geen kennis heeft van de de fiscale gevolgen van de opzet.

Eén ding is zeker: de banken hebben er belang bij nu reeds interne procedures uit te werken om de agressieve grensoverschrijdende constructies op te sporen waaraan zij zouden deelnemen, om zo hun aangifteverplichting te kunnen vervullen vanaf augustus 2020.

OP DE HOOGTE BLIJVEN?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang maandelijks de nieuwste blog-, pers- en media-artikels.



    ]